Er waren verschillende godsdiensten in de Gouden Eeuw. De Republiek was ook een van de enige landen die alle godsdiensten toestond. Niemand werd vanwege zijn geloof vervolgd. In veel andere Europese landen was er geen gewetensvrijheid. In de Gouden Eeuw zijn er dan ook veel vluchtelingen uit andere landen naar de Republiek gekomen omdat er in hun land geen gewetensvrijheid was. Er waren daardoor dus veel verschillende geloven in de Republiek. Zo had je het calvinisme maar ook het katholieke geloof. Ook waren er Joden in de Republiek. In de Republiek was er wel gewetensvrijheid maar geen godsdienstvrijheid. Dat betekend dat je mag geloven wat je wil, maar dat je niet overal dezelfde rechten had als andere godsdiensten. De gereformeerden, de calvinisten, hadden altijd en overal de meeste rechten. Alle eerdere katholieke gebouwen waren nu van hun en allen de calvinisten konden regent worden. Andere gelovigen hadden in iedere stad andere rechten. Joden mochten bijvoorbeeld niet altijd een synagoge bouwen. Toen ze dat in Amsterdam mochten doen hebben ze flink uitgepakt. Hun synagoge werd de grootste ter wereld. De rooms-katholieke kerk was verboden in de Republiek. Vaak werden de bijeenkomsten gedoogd, dat is dat ze niet toegestaan waren maar dat er ook niks tegen gedaan werd. Zoals waarschijnlijk al wel duidelijk werd is dat het calvinisme de meest voorkomende godsdienst was in de Republiek.