steun bij armenzorg
25 procent van de bevolking had in meer of mindere mate steun nodig. Zij meldden zich wekelijks bij de armenzorg en kregen hulp op maat in de vorm van geld, brood en turf. Deze zorg werd betaald vanuit de gulle giften van de stadsbewoners en was alleen bedoeld voor arme inwoners van de stad. Landlopers, kleine criminelen en recent aangekomen migranten zonder geld kwamen in het grijze circuit of een tuchthuis terecht.
Naast de armenzorg was ook de zorg voor zieken en wezen ver ontwikkeld in de Republiek. Het Dolhuis was een plaats waar geesteszieke mensen werden verzorgd. De wezen werden onderverdeeld in het burgerweeshuis en het armenweeshuis waar ze eten, onderdak en een opleiding kregen. De laatste groep had het een stuk minder goed: het eten was een stuk slechter en de opleiding bestond voornamelijk uit hard werken voor de kost.
charitate
De Gouden Eeuw was een periode van welvaart voor veel Hollanders. Toch waren er ook veel mensen die leefden in bittere armoede. De gezinnen die het niet zo breed hadden gingen elke woensdag en zaterdag naar het poortje van de kamer van Charitate. Er kwamen dan zeker wel 500 gezinnen bij de kamer van Charitate. Als ze daar kwamen moesten ze een briefje meenemen waarop op stond; waar ze woonden, met hoeveel ze waren en wat ze kregen. Alles werd bijgehouden door de bedeling (zo heetten de mensen die daar werkten).
beeld van de armenzorg. Er boven staat: De Caver van Charitat. (de kamer van Charitate)
De engel geeft brood aan de armen. Het is vierkant brood met een C erop gedrukt. Dat betekent: brood van Charitate. Als je dat brood kreeg was het ook echt bedoeld om het op te eten. Kreeg je ander brood, dan kon je het misschien nog verkopen voor geld.
Maak jouw eigen website met JouwWeb